Roermond heeft een omgevingsvisie waarin alle karakteristieken van de stad beschreven staan. Debby Opbroek van het Cluster VTH, Projectleider en verantwoordelijk op het gebied van de opleidingen rond de nieuwe Omgevingswet, legt de uitdagingen uit: “We zijn echt een waterstad aan de Maas, met veel waterrecreatie. We hebben een historische binnenstad, maar ook een paar grote industrieterreinen. Er is een outlet die veel uitdaging oplevert rond het verkeer en we hebben drie Natura 2000 gebieden. Stedelijke ontwikkeling en natuurontwikkeling gaan niet altijd goed samen. We hebben ook te maken met hittestress en klimaatdoelstellingen. Daarbovenop komt dat de verschillen tussen arm en rijk in de gemeente groot zijn.”

Vraag of aanbod

Toen de nieuwe Omgevingswet eraan kwam, wilde de gemeente de medewerkers daarop voorbereiden door middel van cursussen. “We hebben eerst geprobeerd bij de medewerkers op te halen waaraan ze behoefte hadden, qua opleiding,” zegt Opbroek. “Dat vonden ze lastig, ze wilden liever een aanbod. Toen zijn we op de klassieke manier gaan kijken waarmee we te maken zouden krijgen. We vroegen ons bij het omgevingsplan, het bouwgedeelte, de vergunningen, het toezicht enzovoort af: waar loop je in de praktijk straks tegenaan? Inmiddels was Corona uitgebroken. We kochten een e-learning in, maar die werd niet echt goed benut. De wet werd ook steeds uitgesteld.”

Vertrouwen

Toen de nieuwe Omgevingswet er dan écht aankwam, benaderde de gemeente Roermond verschillende partijen met de vraag een cursusaanbod te doen. Opbroek: “Het aanbod van Schulinck paste goed bij de vraag. Eén van de docenten hadden we eerder gesproken, die had ons geholpen met het omgevingsplan. Dat gaf alvast vertrouwen. We hadden zoveel deelnemers dat het loonde om de trainingen incompany te doen. We hadden in de loop van 4 maanden 10 trainingsdagen met steeds 15 cursisten en alle cursussen zaten vol. Sommige medewerkers volgden meerdere dagen, maar zo’n 100 medewerkers hebben wel één of meerdere dagen gevolgd. Mensen van VTH, de beleidsafdeling, algemene juristen die bezwaar en beroep doen, monumentenbeheer, beheer openbare ruimte, rioleringen… iedereen mocht meedoen en er werd ook goed gebruik van gemaakt. Onze afdeling Milieu had al trainingen gevolgd via de Omgevingsdienst in 2022 en 2023.”

Inbreng van casussen

Om Roermond maatwerk te leveren, voegde Schulinck bestaande modules samen of maakte ze op maat voor de gemeente. “Het was ook de bedoeling dat de docenten onze Roermondse casussen gebruikten in hun lessen,” vertelt Opbroek. “Dat ging bij vrijwel alle docenten – we hadden er in het totaal 4 – heel goed. De casussen werden voorbesproken en tijdens de trainingen kwamen ze naar voren. Eén traject liep net iets minder. De casussen die we ingebracht hadden kwamen niet goed tot hun recht. Juist omdat het bij de anderen zo goed ging, viel dat op. We hebben het aangegeven bij ons contactpersoon van Schulinck Opleidingen en er werd meteen iets mee gedaan.”

Heel tevreden

Opbroek is heel tevreden over het trainingstraject. “De balans tussen theorie en praktijkcasussen was goed,” zegt ze. “Fijn dat de docenten hun lessen echt op Roermond hadden toegepast, dat trekt de aandacht en houdt mensen bij de les. Steeds was er ook ruimte voor eigen inbreng en discussie. Negen van de tien keer gaven de cursisten trouwens zelf al antwoord op hun eigen vraag als de docent tegenvragen stelde. Dat geeft aan dat onze medewerkers al best veel wisten. Met het opleidingsbureau waren we ook blij. Er is iemand van Schulinck een dag komen meekijken om te zien hoe alles verliep.”

Genoeg handvatten

Roermond is nog wel een paar jaar bezig om de Omgevingswet volledig te doorgronden en te implementeren. “Je gaat met een serie trainingsdagen niet alle antwoorden krijgen,” zegt Opbroek nuchter. “Maar de medewerkers weten nu wel waar alles staat en waar ze het kunnen vinden. Ze hebben genoeg handvatten gekregen om verder te komen. We hebben nog niet ingezet op verandering van houding en gedrag, we willen eerst de inhoud onder de knie krijgen. Vervolgens gaan de eigen afdelingen kijken wat er verder nog nodig is.”